De Onyx Kanarie
De Onyx Kanarie
Een opinie op basis van praktijkkweek.
Tekst en foto’s: VAN DER MAELEN Johan.(januari 2000)
Na het lezen van verschillende artikels en ook door het bijwonen van een interessante vergadering, gegeven door de heer Van Santen, was ik warm gemaakt om deze laatste kleurkanariemutatie iets dieper te ontleden.
Een mutatie die haar oorsprong kent in Spanje en ondertussen ruim 10 jaar bestaat.
Met een vijftal vrienden collega-keurmeesters werden een 20-tal vogels aangeschaft. Volle onyxen, intermediaire (=type Onyx) en splitvogels werden voor de kweek ingezet. Sommige mozaiekfactorig, andere met witte- en gele grondkleur. Alle vogels behoorden tot de agaat- of zwartserie.
De bedoeling was zoveel mogelijk ervaring op te doen om een duidelijker zicht te krijgen op deze mutatie.
Studie van erfelijkheid en fenotype (uiterlijk) was ons prioriteit vertrekpunt.
Ongeveer een 70-tal vogels werden er gekweekt. De aangeschafte onyxmannen werden eveneens aan meerdere klassieke poppen gekoppeld om ons van kweekmateriaal te voorzien.
De kweek verliep tamelijk positief wat ons een grote stap in de goede richting hielp.
KENMERKEN VAN DE ONYX.
De onyxmutatie kenmerkt zich voornamelijk door de afwezigheid van de pheomelanine en een grotere hoeveelheid eumelanine.
Het ontbreken van de pheomelanine betekent minder oxidatie wat ons naar een blekere vogel moet brengen. Doch bij de onyx krijgen we in de plaats van de pheomelanine een verhoging van de eumelanine wat ons dus naar een donkerder lijkende kanarie brengt
.
Intermediair type
Doordat de tussenliggende pheomelanine vervangen is door zwarte eumelanine, ontstaat er een donkerdere kleur tussen de bestrepitig, welke door de structuur van de bevedering het donkerst is op de kop, nek en in de rug. In de driehoek van de rug, de flanken & kopstreek zullen we een echte verdonkering vaststellen. Belangrijk is dat het contrast van de bestreping (eumelanine) met de ondergrond (interstrie = tussen de bestreping) duidelijk blijft bestaan.
De zwaardere bestreping, eigen aan de mozaiieken, zal het effect van de onyx mutatie hier nog verduidelijken. De intensieffactor zal tevens een zeer belangrijke rol spelen om het rugdek volledig helder (zonder pheomelanine) te krijgen. Poppen en zware schimmels kunnen nog een minimum aan tussenliggende pheomelanine tonen.
Tevens zal de afwezigheid van de pheomelanine afbraak aan de grondkleuregaliteit meebrengen, de onderbuik zal merkelijk bleker overkomen dan de borststreek. Doorgedreven selectie zal dit euvel moeten beperken. Doordat mozaïeken een blekere broek vertonen zullen zij hierdoor minder last van ondervinden.
Verder zal door de afwezigheid van de pheomelanine onze grondkleur zich anders gaan uiten en ons automatisch warmer gekleurde geelfaktorige vogels zal opleveren. Weeral minder zichtbaar bij de mozaiëkfactorig dan bij de niet-mozaieken omdat de mozaieken maar gedeeltelijk hun grondkleur tonen. Een kleine afwijking van de grondkleur is zelfs heel moeilijk vast te stellen bij mozaïeken van het type 1.
De zwartserie
Bij de zwartserie moeten staart en vleugelpennen maximaal egaal zwart zijn. Grijze, zelfs licht
grijze, omzomingen moet als foutief aanzien worden. Dergelijke grijze omzomingen van
vleugel- en staartpennen wijst ons naar de intermediaire of type-onyx.
De bek, poten en nagels moeten zo donker mogelijk zijn maar zullen door het ontbreken van de pheomelanine, de zwarte tint van de klassieke zwartserie moeilijk kunnen benaderen.
De agaatserie
Bij de agaatserie zal het grijs tussen de bestreping minder hard overkomen dan bij de zwartserie (doordat de agaat vogels al een gereduceerd pigment bezitten.)
De vleugel- en staartpennen zullen minder zwart zijn dan bij de zwartonyxen maar moeten wel egaal zijn zonder opaalkenmerken (grijze omzomingen, wat ons opnieuw naar het type onyx of intermediaire vorm brengt.) Nagels, bek en poten zijn vleeskleurig.
Zwart onyx geel mozaïek T2
De bruin- en isabelserie
Er is nog te weinig materiaal voorhanden om enige conclusies te trekken. Bij de tot nu toe geziene exemplaren is de werking minder opmerkelijk tegenover de werking in de zwart- en agaatserie.
In de bruinserie blijft enkel de bruine eumelanine. Waakzaam het contrast tussen de eumelanine en de donkere kleur tussen de bestreping blijven behouden! Nagels, bek en poten zijn vleeskleurig.
Deze kenmerken zijn zowel in de zwartserie als in de agaatserie duidelijk herkenbaar. Momenteel is de Onyx in de zwartreeks gecombineerd met roodmozaiëk of geel intensief het meest spectaculair en levert ons prachtkanaries op.
Door de vogels uit de zwart- en agaatserie in buitenvolières te plaatsen zullen we van een maximale oxidatie kunnen genieten.
Bruinonyx
DE ONYX EN DE GRONDKLEUREN.
Tot op heden hebben we nog maar een beperkt aantal combinaties van pigmentgroepen met verschillende grondkleuren gezien. Belangrijk bij een mutatie is dat de kenmerken duidelijk tot uiting komen. Voor de ene mutatie of pigmentgroep is een bepaalde combinatie de beste, voor een andere kleurslag of pigmentgroep zal een andere combinatie de ideale zijn.
In combinatie met de mozaïekfactor krijgen we een gedeeltelijke of lokale grondkleur (geel of rood) te zien en komen de onyxkenmerken perfect tot uiting. Zwart Onyx geel intensief en zwart Onyx wit lonen evenzeer de moeite.
De werking van de ivoorfactor zou ook prachtige resultaten kunnen opleveren maar dan bij de niet-mozaiëkvogels.
In een veer komen we 2 soorten melaninen en de lipochroomkleur tegen: eumelanine pheomelanine en de grondkleur.
Agaat type onyx geel mozaïek T1 Bruin onyx intermediair Type
Pheomelanine is afwezig bij de ONYX. Hierdoor hebben we een toename van de eumelanine kunnen bekomen. Bij een vogel met witte fond (=zonder grondkleur) zal de mutatie duidelijk tot uiting komen en doordat er geen storende pheomelanine aanwezig is krijgen we een mooi geheel.
Inbreng van de recessief witfactor zal leiden tot nog meer contrast. Uiteindelijk zullen de gepresenteerde vogels duidelijkheid moeten brengen.
OPAAL – TYPE ONYX (=intermediair) – ONYX.
Vertrekkende van het gekende dat de ONYX factor op hetzelfde gen als de opaalfactor ligt kunnen we dus concluderen dat de onyx in zekere zin een andere verschijningsvorm van de opaalfactor is. Het is dus totaal zinloos te zeggen dat er twee mutaties in één vogel verenigd zijn omdat de opalen onyxfactor genetisch dezelfde oorsprong hebben. Indien de pastelfactor of een andere mutatie (behalve opaalfactor) tezamen met de onyxfactor gekoppeld wordt spreken we wel over 2 mutaties in één vogel wat foutief is en geenszins mag aanvaard worden.
De type onyx in de bruinserie vertoont geen bestreping en doet ons denken dat de pastelfactor tor ingekruist is. Dit komt omdat de bruinopaal ook al over geen bestreping beschikt.
Koppelingen van onyx aan opaal werden eveneens uitgevoerd en leverden ons een type onyx (=intermediair) op.
Ook werden er uiterlijk opaal kanaries geboren zonder de minste sporen van onyx. De meeste jongen leken op opalen met een bestreping die iets zwaarder, donkerder en harder overkwam.
Bij een opaal vinden we tweemaal de opaalfactor (opaal/opaal) terug. Bij de onyx vinden we tweemaal onyx factor (onyx/onyx) terug en bij de intermediaire vorm vinden we éénmaal de opaalfactor en éénmaal de onyxfactor (opaal/onyx) terug.
Alle Type – Onyxen (Tussen opaal en Onyx) kunnen uiterlijk sterk verschillen!!!
De opaalkanarie is een attractie bij de kleurkanariemutaties, de onyx is minstens even spectaculair en de type onyx (=intermediair)is voor het oog wel misschien de meest aantrekkelijke. Indien we 2 verschijningsvormen van één mutatie wensen te behouden zullen we noodzakelijk naar Opaal en Onyx moeten. De inbreng van een typeonyx (intermediaire -tussenliggende) vorm zal ons steeds van de zuivere mutatiekenmerken weghouden.
Uiteraard kan de type-onyx momenteel nog gebruikt worden om ons naar de pure onyx te brengen. Onder intermediair of type onyx vallen vanzelfsprekend een ganse reeks vogels, we zullen er intermediaire onyxen met 20% en andere met 80% onyx kenmerken terugvinden.
In de voorlopige A. O. B. standaardnormen is zowel de type-onyx (intermediaire) als de volle onyx opgenomen wat betekent dat de toekomst nog duidelijkheid moet brengen.
DE PRAKTIJK.
Vanzelfsprekend geeft de praktijkervaring antwoord op veel openstaande vragen. Door de mogelijkheid om, binnen onze kring, onmiddellijk met verschillende koppels te kunnen testkweken hebben we snel een duidelijk overzicht gekregen van de werking en de inhoud van de mutatie.
De onyxfactor vererft onafhankelijk en recessief. Onderstaande koppelingen zijn allen in de
praktijk uitgevoerd.
ONYX (Onyx/onyx) X ONYX (Onyx/onyx)
Deze koppeling geeft ons op één enkele uitzondering na allen volle onyxen.
De uitzondering is een intermediaire vorm met geen al te sterke opaalkenmerken.
100% onyx/onyx (= onyx)
Zwart wit onyx
ONYX (Onyx/onyx) X OPAAL (Opaal/opaal)
100% opaal/onyx (= type onyx)
Bij deze koppeling zullen we vanzelfsprekend tussenliggende (intermediaire) vogels kweken. In de meeste gevallen intermediaire met veel opaalkenmerken.
TYPE ONYX (Opaal/onyx) X TYPE ONYX (Opaal/onyx)
25% opaal/opaal (= opaal)
50% opaal/onyx (= type onyx)
25% onyx/onyx (= onyx)
Bovenaangehaalde resultaten zijn pure theorie. In alle gevallen is géén enkele volle onyx geboren maar wel zuivere opaalvogels, grotendeels intermediaire (Opaal/onyx) vogels met sterke opaalkenmerken.
De intermediaire kanaries met weinig opaal kenmerken (minimale grijze opaalomzoming op dekveren, vleugel- en staartpennen) kunnen zonder problemen gebruikt worden voor de verdere kweek van zuiver of vol onyx.
TYPE ONYX (Opaal/onyx) X ONYX (Onyx/onyx) of omgekeerd
50% opaal/onyx (= type onyx)
50% onyx/onyx (= onyx)
Hier vertoont de theoretische uitkomst veel vergelijkenis met de praktijkuitkomsten. Een groot deel van de gekweekte jongen zijn vol onyx en de rest intermediair en dit naar rato van 50%-50%.
Deze intermediaire vogels vertonen geen te sterke opaalkenmerken en zijn verder goed bruikbaar voor de kweek van onyx.
ONYX (Onyx/onyx) X KLASSIEK of omgekeerd
100% klassiek/onyx
In dit geval zijn al onze jongen klassieke, verervend voor onyx. De ervaring heeft ons geleerd dat dit een zeer aangewezen koppeling is willen we in de tweede generatie al kwaliteitsonyxen kweken.
TYPE ONYX (Opaal/onyx) X OPAAL (Opaal/opaal) of omgekeerd
50% opaal/onyx (= type onyx)
50% opaal/opaal (= opaal)
Hier trekken we opnieuw alles naar het opaal toe. De eumelanine van de opaalvogels is donkerder tegenover deze bij de zuivere opaalvogels.
Deze intermediaire vorm sluit zich eerder naar het opaal dan het onyx aan. Een minder geschikte koppeling om onyxen te kweken. Wel een aantrekkelijke vogel zeker in de zwartreeks.
TYPE ONYX (Onyx/opaal) X KLASSIEK of omgekeerd
100% klassiek/type onyx Zwart geel mozaïek T2 type onyx
Bij deze laatste koppeling zullen we over klassieke vogels beschikken die verervend zijn voor type onyx. Zulke klassieke, intermediair verevende kanarie gekoppeld aan een onyx zal ons ongeveer 50% kanaries opleveren naar puur onyx toe. De andere 50% van de jongen zullen klassiek zijn, verervend voor puur onyx.
In de praktijk verkrijgen we echter ook nog veel opaalvogels, alles zal echter afhangen van het % onyx dat de intermediaire vorm bezit.
Belangrijk om weten is dat we van een type Onyx (of intermediair) spreken. Intermediair wel zeggen tussenliggend en dit kan uiteraard in oneindig veel gradaties voorkomen. Is het onze bedoeling naar ONYX te kweken, via type Onyx kanaries, dan moeten we steeds vogels aanhouden die zoveel mogelijk bij de onyx aansluiten, dus zo weinig mogelijk opaalkenmerken sterke grijze omzomingen) vertonen.
Zwart onyx geel mozaïek Intermediair type
De ondervinding heeft ondertussen aangetoond dat koppelingen met opaalvogels minder interessant zijn, er worden teveel opaalkenmerken behouden. Veel beter is de Onyx te koppelen aan klassieke vogels en verervende Onyx te kweken.
DE TOEKOMST
Ik veronderstel dat we hier dezelfde problemen en kwaliteitstoename zullen mogen verwachten zoals dit bij de Topaas en Eumo het geval was.
Door de toename van het aantal vogels bij deze mutatie zullen
vanzelfsprekend de mogelijkheden, die deze mutatie biedt of inhoudt, naar de voorgrond worden gebracht.
De waarde van deze kanariemutatie kan maar enkel exact ingeschat worden als we onze resultaten bundelen.
Op een dergelijke manier kan door het kleurkanariecomité de juiste norm, gekoppeld aan de praktijkmogelijkheden, worden vastgelegd.
Door de komst van verschillende mutaties, in een zeer korte tijdspanne, ondervinden we dat het niet altijd even eenvoudig is.
Zwart onyx rood mozaïek T2 Intermediair type Zwart onyx geel mozaïek T2
De tijd om een ernstige studie te beëindigen is er soms niet of er duikt al iets nieuws op Toch wens ik, door deze mutant even in het daglicht te plaatsen, aan te tonen dat ook wij, Belgische kwekers-keurders, steeds de evolutie op de voet proberen te volgen wat onze sterke positie van professionele kanariekwekers enkel maar ten goede kan komen.
Toch meen ik te mogen stellen dat er voor deze, duidelijk herkenbare mutatie, een verzekerde toekomst is weggelegd.