Enkelfactorige gele kanaries
De Gele kleurkanarie, een geliefde metgezel in vele huishoudens en een fascinerend onderwerp van discussie onder keurmeesters. De vraag die al geruime tijd rondzingt en menig gesprek tussen collega’s aanwakkert, is de evolutie van de kleurkanarie, met name de verdwijning van de enkelfactorige gele kanaries. Om deze kwestie te begrijpen, moeten we teruggaan naar de periode na de Tweede Wereldoorlog, een tijd waarin de kleurkanarie en zijn diverse varianten in de schijnwerpers stonden.
In 1967, in het boek “Kweken van Kleurkanaries”, wees L.P. Flipsen op het feit dat de enkelfactorige geelfactor niet langer aanwezig was in de kanaries van die tijd. Hij betreurde het verdwijnen van deze kenmerkende eigenschap en merkte op dat geen enkele vogel na de oorlog het predicaat ‘strogeel’ verdiende, zoals voorheen het geval was. Deze bevindingen werden later bevestigd door Jan Kuiper in 1976, wat aantoont dat de enkelfactorige gele kanaries inderdaad verdwenen waren.
Persoonlijke ervaringen van kwekers, zoals mijn eigen ervaringen van 1963 tot 1970, illustreren de diversiteit aan gele kanaries die destijds beschikbaar waren. Variëteiten zoals enkelvoudig geel factor schimmel (strogeel), dubbel factor geel intensief (goudgeel), en enkelvoudig geel met blauwfactor schimmel (citroengeel enkel factor) en dubbel factor geel met dubbele blauwfactor intensief (citroengeel intensief) waren toen gangbaar.
Een interessante vraag die naar voren komt, is waarom de kleur van de gele kanarie verschilt tussen het noorden, oosten en zuiden van Nederland. De oorsprong van deze regionale variatie ligt mogelijk in de periode na de Tweede Wereldoorlog, toen de enkelfactorige gele vogels verdwenen en dubbel factor gele vogels met een halve intensieve kleur werden gebruikt voor verdere kweek, resulterend in de zogenaamde strogeel vogels. Deze vogels, hoewel niet identiek aan hun enkelfactorige voorgangers, vormden een nieuwe norm binnen de kanariewereld.
Naarmate de kweek van dubbel factor gele vogels (goudgeel) vorderde, raakte de citroenfactor op de achtergrond en verdween uiteindelijk als kleurslag. Dit leidde tot een verschuiving in de kleuruiting van de kanaries, waarbij de nadruk kwam te liggen op gele vogels met en zonder blauwstructuur en intensieve factoren.
De kleurvariaties die we vandaag zien, worden beïnvloed door verschillende genetische factoren, waaronder de aanwezigheid van de dubbele geelfactor, de intensieve factor en de blauwfactor. Vogels met een volledige dubbele geelfactor en intensieve factor vertonen vaak een warme, heldere gele kleur, terwijl vogels in het zuiden van Nederland en België, met een combinatie van de blauwfactor en de volledige intensieve factor, een koelere, vollere gele kleur vertonen.
De evolutie van de kleurkanarie heeft ook invloed gehad op de schimmelvarianten. Moderne schimmelvogels vertonen een lichtere, egaler verdeelde schimmel in vergelijking met de zware schimmelverdeling van vroeger.
Het bepalen van welke vogel het dichtst bij de standaard komt, is echter nog steeds een kwestie van debat. De standaardeisen voor kleurkanaries specificeren dat een zuivere en egale lipochroomkleur over de gehele bevedering vereist is, inclusief de vleugel- en staartpennen voor zowel schimmels als intensieve variëteiten.
Kortom, de kleurkanarie is door de jaren heen geëvolueerd, waarbij regionale verschillen en genetische factoren een rol spelen in de uiteindelijke kleuruiting van deze geliefde vogel. Hoewel de enkelfactorige gele kanaries tot het verleden behoren, blijft de fascinatie voor de kleurvariaties en de evolutie van deze prachtige vogels voortduren.
