De Vogelwereld…Hoe het allemaal begon
De Vogelwereld…Hoe het allemaal begon ….in 1945. Libens Jos
Niemand van de lezers kan eromheen. Je zal het genoeg gelezen hebben in ons clubblad “De Vogelwereld”. Onze
federatie bestaat 70 jaar want ze werd opgericht op 8 juli 1945. Natuurlijk is de vogelliefhebberij toen niet gestart. Dat is
een tijdverdrijf dat door de eeuwen heen wel succes zal gehad hebben. De club waar ik me als 16-jarige in 1971 bij liet
aansluiten was De Nachtegaal Sint-Truiden. En deze club had een zeer goed functionerend bestuur dat alle verslagen
van evenementen in detail bijhield. Zo schreven ze in 1965 in een jubileumuitgave voor het 10-jarig bestaan waarom wij
eigenlijk vogels houden.
1) Wel, in een grijs verleden verschijnen de eerste mensen reeds als jagers, vissers en vangers, die in de natuur hun
voeding en onderhoud zoeken. Nu nog is de jacht in haar verscheidene vormen blijven bestaan in alle landen
van de wereld. Het is onmiskenbaar dat dat in de loop der menselijke geschiedenis men zich heeft moeten
verdedigen tegen allerlei dieren, vogels en insecten, die nadeel
berokkenen aan de oogst, ja aan het leven van de mensen zelf.
Nu nog wordt deze strijd voortgezet.
2) Eveneens heel vroeg in de geschiedenis begint de zorg
voor het dier dat ten dienste gesteld werd van de koning van de
schepping. De huisdiervorming is één der kleurrijkste bladzijden
uit onze geschiedenis en toont tevens aan hoe wij met behulp
van de dieren beschavingen hebben opgebouwd en zelfs
werelddelen veroverd. Geen enkel van onze huisdieren is uit onze
beschaving weg te denken: zwijn, rund, paard, ezel, hond en het
pluimvee niet te vergeten? in beide gevallen, zowel bij jacht als
bij huisdiervorming, primeer het materiële nut als voeding en
hulp bij het werk. Er bestaat echter nog een andere reden
waarom men dieren hield en nog houdt.
3) Eveneens sedert de oudheid worden dieren en vooral
een ontzaglijk aantal vogelsoorten verzorgd en vertroeteld uit
louter liefde, en hier openbaart zich de mens als een hoger
wezen, niet enkel bekommerd om het nut. Door dit liefdevol
contact dat uitgaat van de dierenvriend groeien er nieuwe
banden, die van een hoger morele betekenis zijn voor de mens en
daarbij ook helemaal ten goede komen aan het dier. Men vraagt
zich dan ook terecht af waarom deze verantwoorde liefdevolle
houding zo dikwijls verzwegen wordt en soms bekritiseerd.
Immers het verlangen iets te bezitten waarvoor men zorgen kan,
is liefde voor de dieren in de meest juiste vorm. In dit licht moet
men de vogelliefhebberij zien om ze naar waarde te schatten en
de betekenis ervan te begrijpen op het op het grote menselijke
vlak want deze hobby heeft ongetwijfeld een esthetische,
wetenschappelijke en opvoedende waarde. Het is onmogelijk
over deze drie grondige aspecten van de vogelliefhebberij uit te
weiden op deze plaats, maar toch moeten enige dingen even
onderlijnd worden.
Door hun zang, hun levendige, veelal merkwaardige gedragingen,
daarbij nog door hun indrukwekkende vormen en kleurenpracht dwingen de vogels ons tot uren stille bewondering een
aandachtig toekijken. Het diep doordringen in het intieme leven van de vogels, de studie van de gewoonten en
karaktereigenschappen, de avontuurlijke voortplanting en ede erfelijkheidsaanleg brengen de vogelliefhebberij op een
strikt wetenschappelijk niveau en verassend als men kan vaststellen hoe gewone mensen zich een massa biologische
bagage eigen maken door ondervinding en studie.
De esthetische en de wetenschappelijke warde van onze hobby bevatten reeds de opvoedende kracht, zo eigen aan de
vogelliefhebberij. voegen wij er nog aan toe dat niets zo kalmerend werkt als het beluisteren en bewonderen van vogels
met de mens vertrouwd, dat de kweek en de verzorging een actief tijdverdrijf daarstellen voor duizenden mensen in ons
land. De omgang met vogels leert eerbied voor het leven, beschermingsgeest en offervaardigheid.
Dit is de kaft van het kerstnummer van 1945. Zoals
je kan zien staat er nergens AOB vermeld, toen was
de naam nog Belgische Ornithologische Vereniging.
Heel het clubleven is gebouwd op de zojuist beschreven vogelliefhebberij, hier raakten wij het fundament waarop heel
de organisatie steunt; de onuitputtelijke, bewonderende liefde voor de vogels.
Tot zover de redenen waarom we vogels houden. Maar hoe zijn we na de oorlog weer opgestart? Die gegevens zouden
moeten beschreven liggen in de 70 jaargangen van “De Vogelwereld”. Gezien AOB gemiddeld 11 clubbladen per
jaargang uitgeeft zouden er ergens in een archief 70 x 11 = 770 clubbladen moeten liggen. En dan zouden we gewoon
naar dat archief kunnen gaan om alles te raadplegen. Maar zo simpel is het niet.
En hier begint dan eigenlijk mijn verhaal want ik ben steeds gepassioneerd geweest door verhalen van vroeger over
kwekers (kweeksters) die met een minimum aan middelen en materiaal toch resultaten konden
bewerkstelligen die overal ter wereld geroemd zijn. Ik denk maar aan de Waterslager… die door
gewone arbeiders gecreëerd werd. Ik denk aan de Belgische Bult die tijdens WO II gewoon
verdwenen was en die op enkele decennia terug gecreëerd werd, in hoofdzaak door de Luikse
liefhebber en later A.O.B.-keurmeester Omer Dawance. Hoe hebben die pioniers na Wereldoorlog
II de liefhebberij weer opgepakt of opgestart? Of is de liefhebberij tijdens de oorlog gewoon niet
gestopt? Waren er voor de WO II ook reeds clubs en waren die reeds gegroepeerd. Allemaal
vragen waar ik graag een antwoord zou op vinden.
Ik baseer me mogelijk verkeerdelijk op de verhalen over het leven tijdens WO II die ik van mijn ouders te horen
gekregen heb. Mijn ouders waren geboren en getogen in het mooie Haspengouw, net zoals ikzelf en mijn familie.
Tijdens de WO II waren boerenfamilies bevoorrecht tegenover stadsgezinnen. Boerenfamilies hadden hun eigen dieren
die ze konden gebruiken om hun gezin te onderhouden. Stadsgezinnen konden dat niet als ze niet van goeden huize
waren. Gevolg was dat er massa’s kinderen van de stad naar het platteland verhuisden om vooreerst aan te sterken en
soms zelfs te genezen. En meestal bleven ze daar de ganse tijd van voedseltekorten. De solidariteit was groot toen ..
maar de dankbaarheid ook. Mijn vader kwam uit een gezin met drie kinderen en vrijwel de ganse duur van de oorlog
verbleven er drie vreemde kinderen uit Hasselt, twee zusjes en een broer. Dus … als de kinderen naar het platteland
moesten uit noodzaak, dan zal er zeker geen financiële reserve geweest zijn voor een hobby. Laat staan dat er
speciaalzaken bestonden die alles konden blijven leveren aan de vogelkwekers.
En zo kom ik weer bij het begin: hoe begon men in 1945
weer met de hobby? Hoe raakte men weer aan vogels? Hoe
kon men kooien en ander materiaal aanschaffen? En ik
besef dat ik deze antwoorden vrijwel niet zal krijgen van de
personen die het zelf meegemaakt hebben. Als die mensen
er toch nog zouden zijn zullen we wellicht gestopt zijn door
ziekte of ouderdom. Of misschien zijn ze vele jaren geleden
reeds gestopt.
Hoe startten de clubs weer op? Als nieuwe club met een
nieuw bestuur of als een club die tijdens WO II even stil
gelegen had en zijn activiteiten weer opstartte? Als ik naar
“De Nachtegaal Sint-Truiden” kijk, de club waar ik in 1971
lid van werd dan lees ik dat deze club in 1951 opgericht is, maar…wel als de opvolger van de Vinkensociëteit uit 1878.
De vlag van de vinkeniers kreeg in de verschillende clublokalen op de Grote Markt een ereplaats. André Willems, de
laatste voorzitter, bewaarde ze in zijn bedrijf. Hij overhandigde ze aan de stadsarchivaris en ze krijgt voortaan een
ereplaats in de hal van de abtsvleugel van de abdij. Ik herinner me deze Vaandrig of vlag van die Vinkenclub nog zeer
levendig. Op 17 maart 2011 werd deze club na zestig jaar bestaan te hebben opgedoekt. Het was nochtans een zeer
levendige club die in de beginjaren vele successen verzameld heeft op de shows. De vogeltentoonstellingen met
Kerstmis waren een groot evenement en tot ver buiten de stad bekend. Dit laatste als voorbeeld van een opstart van
een club na de WO II.
Maar daarnaast is het zo dat vele verhalen, zoals wat ik net schrijf, doorverteld zijn aan de kinderen of de neefjes en
nichtjes, of de buurkinderen, of wie dan ook. Misschien ben jij als lezer zo iemand die zulke verhalen gehoord heeft van
vader, oom, vriend of buurman. Nochtans zou een gesprek met deze pioniers van de vogelliefhebberij, of met jullie die
de verhalen gehoord hebben, van onschatbare waarde zijn om een antwoord te krijgen op mijn vraag: hoe het allemaal
begon in 1945.
Daarom mijn nederige vraag: willen jullie die informatie met mij delen? Zo ja, stuur me een mail naar
jos.libens@pandora.be of bel op +32 (0) 498 94 61 27 (meestal voicemail, maar ik bel terug). Ik denk dat er nog mensen
zijn die geïnteresseerd zijn in de verhalen van vroeger. Ze zijn ook enorm leerrijk. Ze kunnen ons terug naar de basis
leiden.
Dus een eerste stap is te weten te komen of er leden zijn die deze informatie met
mij (ons) willen delen. Daarna kunnen we die informatie verwerken in een artikel
of artikelenreeks, tenminste als er genoeg interesse van jullie kant is.
Alhoewel…de kans is dan wel reëel dat ik als exotenliefhebber meer aandacht ga
besteden aan de artikels over deze soort van vogels en dan nog meer bepaald
over ze zebravink. Deze houd ik reeds sinds mijn tiende.
Om evenwel iedereen toegang te verschaffen tot alle jaargangen is een
elektronisch archief noodzakelijk. Alle informatie opgeladen op een site of
momenteel de Cloud en via je PC, laptop, tablet of GSM heel gemakkelijk
bereikbaar en alles downloadbaar. Maar laten we dit laatste nog maar als
toekomstmuziek beschouwen want hier komt ook nog een financieel plaatje bij
kijken.
Door de jaren heen heb ik alle jaargangen vanaf 1955 kunnen bemachtigen. Dus
van oktober 1954 tot op heden heb ik alles los EN ingebonden. Sommige jaargangen heb ik zelfs een derde en vierde
keer. Toch zet ik alles op alles om ook de eerste 10 jaargangen te kunnen bemachtigen en toe te voegen aan het archief.
Via onze Erevoorzitter Dhr. Baillien Theo heb ik deze eerste 10 jaar jaargangen in copy-vorm. Maar een echte
verzamelaar ziet ze liefst zoals ze verzonden werden.
Wie oh wie kan ons helpen om die eerste 10 jaargangen te bemachtigen. Desnoods maken we bij jullie thuis een
kleurenkopie van en behouden jullie de originelen. Ik herhaal…jullie moeten je boekjes niet afstaan, we kunnen ter
plaatste alles komen kopiëren en/of opslaan op een USB-stick. Ik wacht op jouw reactie en hoop heel snel via deze weg
terug met jullie te communiceren over wat er binnen gekomen is aan reacties.
PS: een special dank nu reeds voor Dhr. Bailliën. Onze Erevoorzitter is zeer helder van geest en is een kleine wandelende
encyclopedie op AOB-gebied. Hij verschafte me reeds waardevolle informatie
en ik hoop nog vele keren van zijn ervaringen en kennis gebruik te mogen
maken. Tijdens mijn eerste gesprek met hem wist hij me te vertellen dat hij in
totaal 25 jaar Voorzitter-AOB geweest is, van 1971 tot 1988 en van 1992 tot
- Geboren in 1926 bracht hij tijdens de oorlogsjaren zijn vakanties door bij
zijn grootouders in Franstalig Vivegnis. Zo kreeg hij al spelend een tweetalige
opvoeding. Daarnaast leerde hij daar sijsjes vangen, dat was indertijd voor vele
jongens de start van de hobby. Je probeerde te vangen wat je graag zag en hield
die dan in kooien. Een goedkopere hobby was er niet.
In 1959 werd zijn club de Tongerse Zwaan (TZ) opgericht en weldra werd hij
daar Voorzitter van. Zodoende waren De Nachtegaal Sint-Truiden (NS) en de
Tongerse Zwaan (TZ) de eerste Limburgse clubs die bij AOB aansloten.
Ook onze redacteur Danny Roels toonde zich zeer behulpzaam en van onze
Secretaris Guy van Peteghem mag ik het echte AOB-archief eens inkijken. Maar….alles op zijn tijd. Brussel is ook niet op
één dag gebouwd.
PS: Danny verschafte me reeds volgende gegevens: AOB werd opgericht op 8 juli 1945 door een groep Brusselse
liefhebbers die zich verenigden in de eerste AOB-vereniging ‘Cercle Ornithologique de Bruxelles’. Het eerste tijdschrift
verscheen in oktober 1945 in beide landstalen. De eerste voorzitter was de heer H. Cuisinier uit Brussel.
Groetjes, Jos.
